Neuburger
Door zijn niet al te hoge zuurgraad stak hij destijds aangenaam af tegen de toen in productie zijnde druivensoorten en verbreidde zich dus snel in de omgeving. De naam zou komen van het feit dat hij het op de helling met daarop een ruine , in de volksmond “Burg”genaamd, aardig deed. Neuburger kan op erg arme grond goed tot zijn recht komen.
Al snel was Neuburger dus een belangrijke druif in Oostenrijk en in 1935 werd er bij Arnsdorf een monument opgericht, met daaronder een kelder om van alle jaargangen enige flessen te bewaren en elke 10 jaar de ontwikkeling te kunnen volgen. In de oorlog werd echter het monument door de Duitsers opgeblazen en alle wijn opgedronken!
In 1983 kwam er een nieuw monument, dat in 1999 door het huidige monument werd vervangen.
Het steeds verbeteren van de techniek leidt echter bij de Neuburger niet tot een soort tweede leven, zoals bij de meeste door mij beschreven soorten, maar eerder tot het omgekeerde. Hij groeit in dezelfde streken als de Grüner Veltliner en diens populariteit op dit moment heeft de Neuburger al meer dan de helft van het aangeplante areaal doen verliezen. Zijn gevoeligheid voor vorst en bepaalde ziektes en de steeds wisselende opbrengsten helpen daar ook aan mee. En ook in de kelder wordt het uiterste van de wijnboer gevraagd.
DNA- onderzoek heeft uitgewezen dat de Neuburger afstamt van de Roter Veltliner en Sylvaner en is daarmee familie van de Fruhroter Veltliner, Rotgipfler en Zierfandler.
Neuburger is ook bekend onder de synonymen Brubler, Brugler, Feher Neuburger, Feher Neuburgi, Feher Neuburgi Ujvari, Neiburger, Neuburg, Neuburger Alb, Neuburger Blanc, Neuburger Weisser, Neuburgi, Neuburgske, Neuburske, Neue Rebe, Neugurger Bijeli, Nojburger, Novogradski, Ujvari, Weisser Neuburger
De wisselende opbrengsten leveren ook meer of minder vol smakende wijnen op. Hij moet het toch meest van zijn subtiliteit hebben: een fijn, filigraan aroma, niet te veel zuur, maar toch fris en redelijk vol. Jong overheerst het bloemig, kruidige, later ontwikkelen zich nootachtige aroma’s. De geur en smaak zijn redelijk neutraal, zoals bij Sylvaner het geval is, maar de wijn is voller en krachtiger, doet eerder aan pinot blanc denken. Hij is prima als koele zomerwijn, maar gaat ook goed met kaas, charcuterie, vis en asperges. Als er botrytis is opgetreden (en dat kan heel gemakkelijk door de dichtgepakte trossen) kan er ook een mooie edelzoete wijn van worden gemaakt, al dan niet met andere druivensoorten gemengd.
Het zijn wijnboeren zoals Johan Gisperg die vinden dat het erfgoed in stand moet worden gehouden, die moeten zorgen dat de Neuburger niet totaal verdwijnt. Zoals Hubrecht Duijker anderhalf jaar geleden in zijn recensie in het FD over Gispergs’ Neuburger ook al concludeerde: “Neuburger moet blijven!!” (En niet alleen als monument….)
Hubrecht Duijker vond een van de door mij geïmporteerde wijnen zo bijzonder, dat hij deze in zijn column in het Financiele Dagblad heeft beschreven.:
“Voortreffelijke zomerwijn van verdwijnend druivenras
Moeilijk om te cultiveren en in de kelder te verwerken
Het gaat niet goed met neuburger. Deze witte Oostenrijkse druivenvariëteit begint in zijn geboorteland geleidelijk te verdwijnen. Sinds de eeuwwisseling viel zijn oppervlak terug van 1350 hectare tot minder dan 650 hectare. En die daling is nog niet voorbij. Ernst Triebaumer bijvoorbeeld heeft in Rust zijn perceel met neuburger geheel gerooid – en is niet de enige die zo’n ingrijpende stap heeft genomen. Johann Gisperg (1964) in Teesdorf legt uit waarom. ‘Het is de moeilijkste druivensoort in mijn wijngaard. Niet alleen omdat hij gevoelig is voor vorst, meeldauw, wind en rotting, maar ook vanwege zijn extreem wisselende opbrengst. Het is dus heel moeilijk om met dit ras een bepaalde continue kwaliteit te bereiken, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld chardonnay.’
Bovendien blijkt neuburger geen makkelijke druif te zijn om te verwerken. Gisperg, die zelf zijn neuburgeraanplant reduceerde van 2 naar 0,85 hectare, vertelt:’Zijn fijne, filigrane aroma maakt het een hele moeilijke soort voor in de kelder; zeer zorgvuldig en schoon werken is essentieel’. Maar de wijnbouwer voegt tegelijk toe dat hij neuburger toch koestert omdat het een autochtone variëteit is ‘en elk gebied zulke rassen zou moeten behouden’.
De desbetreffende streek is Thermenregion, even bezuiden Wenen. Het daar heersende microklimaat is relatief droog en warm, dit dankzij de beschuttende werking van het Wienerwald. En de grond is veelal stenig en kalkhoudend. Vandaar dat neuburger (een natuurlijke kruising van silvaner met of roter veltliner of pinot blanc) er goed gedijt. Bijna een derde van alle Oostenrijkse neuburger groeit dan ook hier. En Johann Gisperg weet er een kostelijk product van te maken, een voortreffelijke zomerwijn. Zijn Neubeurger Kabinett 2010 is aangenaam mondvullend, prettig fris, sappig, licht notig en voorzien van flink wat fruit, een melange van grapefruit met peer. Neuburger moet blijven!”